In de periode oktober 2009 tot 2012 heb ik een aantal brieven gestuurd naar de aan Vrij Nederland verbonden mensendokter Arnon Grunberg. Een aantal van deze brieven is, ingekort en voorzien van een antwoord, gepubliceerd in VN.
Hieronder de niet ingekorte inzendingen en de reacties van de heer Grunberg. De door de heer Grunberg in VN gepubliceerde delen zijn in groen, geschrapte fragmenten in zwart, toevoegingen door Grunberg (of de redactie van VN) staan tussen schuine streepjes in /rood/.
De inzendingen en de reacties van Grunberg heb ik van commentaar voorzien (cursief).
Beste Mensendokter,
Ik worstel met het volgende probleem:
Ik verdien nu /werk/ bijna twintig jaar de kost als
docent wiskunde. Kort geleden is mij subsidie toegekend om naast mijn werk als leraar tijdelijk onderzoek te doen bij een universiteit in midden-Nederland.
Uit familie- en vriendenkring ontvang ik nu plotseling enorm veel waardering voor het feit dat ik dit baantje heb bemachtigd, zoveel waardering heb ik in al
die twintig jaar voor de klas nog nooit gehad.
Dit terwijl ik zelf het gevoel heb dat ik met mijn onderzoek belastinggeld verkwansel aan een voor mij persoonlijk weliswaar zeer
boeiende, maar maatschappelijk weinig belangwekkende bezigheid. Daarentegen denk ik dat mijn werk in het onderwijs /is/ maatschappelijk veel nuttiger is.
Hoe nu te reageren op deze openhartige, welgemeende maar voor mij uiterst tegenstrijdige loftuitingen?
Omdat ik uw inzicht in de menselijke psyche zeer hoog acht en ik me werkelijk
zeer bezwaard en ontredderd voel telkens als ik weer enthousiaste reacties op mijn profiteursbaantje moet ontvangen zal ik uw advies zeer ter harte
nemen. Ik neem uw advies deste serieuzer omdat u zelf vast en zeker ook de nodige nutteloze baantjes heeft gehad en daarvoor net als ik onevenredig gewaardeerd werd, maar ook
omgekeerd.
U mag deze tekst inkorten of aanpassen zo veel u wilt, als u mij maar antwoord geeft!
Hoogachtend,
Goossen Karssenberg, Den Burg
Reactie van Arnon Grunberg:
Er zit iets tegenstrijdigs in uw ongemak. Aan de ene kant zegt u dat uw onderzoek maatschappelijk gezien weinig belangwekkend zal zijn, aan de andere kant blijkt uit uw schrijven niet dat u overwogen hebt dat onderzoek dan maar te laten zitten. Hoe kan het dat uw omgeving op de hoogte is van dit onderzoek? Heeft er iets over in de krant gestaan? Heeft uw vrouw het aan iedereen verteld? Of heeft u het zelf rondgebazuind? De universiteit zou zich niet moeten afvragen of wat daar onderwezen wordt maatschappelijk gezien van belang is. Het utiliteitsbeginsel is verraad aan waar de universiteit voor moet staan.
Ik zou uw vrienden en familieleden trots vertellen: 'Maatschappelijk gezien stelt mijn onderzoek niets voor.' Bij de l'art pour l'art-filosofie heb ik twijfels, maar als leek juich ik
wiskunde voor de wiskunde toe.
Overigens valt het nog wel mee in welke mate ik mijn onderzoek nutteloos vind; deze site toont hopelijk aan dat er wel degelijk grote waarde achter schuilt!
Meneer Grunberg,
Kom ik weer eens in de boekwinkel, zie ik het boek De Mensendokter liggen tussen Wieringa en Safran Foer. Ik blader door het werkje en tref op blz. 71 een halve
bladzijde tekst van mijzelf aan. Beste Arnon (ik mag vast tutoyeren nu we samen in een boek staan), is het dus zo gemakkelijk om in een echt boek terecht te komen? Of is dit geen echt boek? Ik
dacht eerst: Publicatie van dit soort prulwerkjes zullen je reputatie geen goed doen. Of kan een gearriveerd schrijver zich zoiets juist wel permitteren? Misschien zie ik 'het boek' als iets veel
heiligers dan het in werkelijkheid is. Heeft het boek nog enige status? Heeft een schrijver een morele plicht die status hoog te houden? Of huldigt u dat credo van Gerard Reve: Bent u een
broodschrijver? Mag ik dan een promillage van de opbrengst van 'uw' 'boek'?
Goossen Karssenberg
Pontweg 77
1791LA Den Burg
tel. 06-19921066
bankrekeningnummer op aanvraag.
Antwoord van Grunberg:
U lijkt het verschil tussen een boek en de diverse genres niet te kennen. Er zijn romans, er zijn essaybundels en nu en dan wordt een toneelstuk gedrukt. Kennelijk hebt u mij ooit een vraag gestuurd.
U had er geen bezwaar tegen dat die vraag in Vrij Nederland werd afgedrukt en van mijn antwoord werd voorzien. Nu uw vraag en mijn antwoord in een boek terecht zijn gekomen, begint u financiële eisen te stellen. Dat pleit niet voor u.
Wat betreft broodschrijverij. Ook Dostojevski schreef voor het geld. Dat de motieven voor de schrijver iets zeggen over de kwaliteit van zijn werk lijkt mij sentimenteel.
Mijn onbaatzuchtige behandeling wordt begroet met onbeschoftheid. Daarom zal ik vanaf vandaag facturen sturen voor het beantwoorden van uw vragen. Ik reken voor alle werkzaamheden tot nu toe slechts tweehonderdvijftig euro. Let wel: de behandeling is nog niet voorbij.
De laatste alinea is een onredelijke uithaal naar mij. Het zou niet bij deze ene keer blijven. Grunberg beticht me van onbeschoftheid, enkel omdat ik, geheel vrijblijvend, een promillage vraag van de opbrengst van een boek waarin ongevraagd een tekst van mijn hand is gepubliceerd. In mijn mildheid heb ik zijn onredelijkheid geinterpreteerd als een schuldbekentenis: Mensen met het karakter van Grunberg kunnen schuldbekentenissen slechts afleggen door ze te verpakken in doorgeslagen aanvallen.
Helaas heb ik nooit facturen ontvangen. Dat zou nou zo aardig zijn geweest.
Geachte Mensendokter,
Een jaar of vijf geleden kocht ik uw roman De geschiedenis van mijn kaalheid tweede hands, voor vijf
euro. Ik kocht het niet vanwege mijn nieuwsgierigheid naar de inhoud, maar vanwege mijn herkenning van de foto op het omslag van Portugees dichter Fernando Pessoa op zestienjarige leeftijd, genomen in Durban.
Tot mijn verbazing las ik dat in het boek bij de omslagillustratie wordt verwezen naar Stichting Foto Anoniem en de naam van Pessoa daarbij niet wordt
genoemd. Ik veronderstel desondanks dat bij u bekend is dat de foto niet van een anoniem persoon is maar van een dichterlijk genie met vele heteroniemen. Verder veronderstel ik dat
dit een verwijzing is naar het feit dat achter Marek van der Jagt uw naam schuilgaat zoals bij Alberto Caeiro, Ricardo Reis, Alvaro de Campos en Bernardo Soares
die van Fernando Pessoa. Maar ik weet niet of deze verwijzing al publiek bekend is. In de jaren die volgden na mijn aankoop heb ik hierover niets vernomen.
Zijn mijn veronderstellingen juist? Is de verwijzing bekend onder literatoren? Bewondert u deze dichter? Wilt u deze verwijzing geheimhouden (of had u hem willen geheimhouden)? Ik ben niet onbeschoft, dus mocht u mijn ontdekking niet willen bekendmaken dan breng ik u daar
niets voor in rekening.
Ik heb het boek nog altijd niet gelezen, maar mijn schoonvader (die kwam oppassen en met veel liefde onze hond uitliet en het boek op
mijn 'Pessoa-plank' vond) wel, en hij vertelde er zeer enthousiast over (mogelijk doordat hij tijdens lezing niet wist dat het van de hand van De Mensendokter is). Voorlopig houd ik het nog bij Pessoa.
U mag gerust mijn vraag inkorten, als u maar antwoord geeft en mijn zinsnede over mijn schoonvader laat staan, want ik ben erg trots op hem! (Hij is 80, onze hond 13
en ze liepen samen tientallen kilometers over Texel.)
-Goossen Karssenberg
Pontweg 77
1791LA Den Burg
Antwoord van Grunberg:
De foto van de jonge Pessoa op de oorspronkelijke editie van De geschiedenis van mijn kaalheid was een idee van mijn toenmalige redacteur Reinjan Mulder, die inmiddels zelf een roman heeft geschreven. Hij zag het als een knipoog, een kleine sleutel om het raadsel te ontsluieren.
Ik heb te weinig van Pessoa gelezen om te kunnen zeggen: Ik bewonder de dichter. Doet u de groeten aan uw schoonvader.
Het antwoord van Grunberg was niet erg bevredigend omdat ik nu nog steeds niet weet of anderen de foto al eerder herkend hadden. Ook vind ik het niet netjes dat er in het boek bij de verwijzing naar het boekomslag slechts 'Stichting Foto Anoniem' staat. Is hier geen sprake van misbruik van een schrijver die Grunberg zelfs naar eigen zeggen bewondert? Je weet dat op de omslag een wereldberoemd schrijver staat afgebeeld, maar vermeldt dit nergens. Dat is niet netjes.
Reinjan Mulder is behalve auteur ook uitgever en beeldend kunstenaar. Zijn roman heeft de titel Coffee Company.
Welnu beste dokter, u heeft al vele mensen geholpen met hun specifieke
privéproblemen, maar dokter, hun mensenklachten worden niet voor niets
gepubliceerd in Vrij Nederland (en ik vermoed dat u niet-gepubliceerde vragen ook niet privé beantwoordt) dus waarom bespreekt u niet die ultieme vraag die juist
nu, in dit tijdsgewricht bijna alle lezers aangaat, almaar rondsluimert en ons allen opdringt, de tekenen zijn talrijk: Obama's onmacht, de bankencrisis, de Arabische winter, de
Palestijnse kwestie, Iran, de opkomst van het populisme, de neergang van de parlementaire democratie, het gevoel te worden teruggeworpen in het Europa van de jaren 1930, de ultieme vraag
namelijk:
Wat. Moeten. Wij. Doen, en: Wat. Kunnen. Wij. Doen?
En kom me niet aan, lieve mensendokter, met cynische of zwartromantische raadgevingen want die Pik ik niet. Ik wil een gefundeerd, evenwichtig, rationeel maar
ook menslievend antwoord op deze prangende vraag en als u die niet kunt geven bent u geen mensendokter en zou u, als u de moed bezit, uzelve voor onbepaalde tijd moeten schorsen uit het
ambt.
-Goossen Karssenberg, Den Burg
Antwoord van De Mensendokter:
Veel van de kwesties die u opwerpt, spelen al decennialang. Om de Arabische lente 'Arabische winter' te noemen lijkt mij cynisch. En de bankencrisis heeft gunstige neveneffecten. Zo betoogde de econoom Heleen Mees dat de crisis, veroorzaakt door het op de pof leven van het westen, de armoedebestrijding enorm heeft geholpen.
In uw brief wordt het apocaliptische levensgevoel uitgedragen; mensen die dat uitdragen, vergeten dat dat al decennia is uitgedragen.
Wat moeten wij doen? doet u in godsnaam zo min mogelijk. Het laatste dat we nodig hebben is nog een hystericus erbij. Als u ontevreden bent over uw eigen leven is dat uw zaak, het is al te gemakzuchtig om deze onvrede te projecteren op de wereld.
Deze laatste persoonlijke beschuldigingen gingen mij te ver. ik schreef een reactie.
In een antwoord op één van mijn vorige brieven vond u mij ten onrechte onbeschoft. Hierop heb ik niet gereageerd daar ik vermoedde dat u zich bediend had van de hyperbool: Mij onbeschoft te noemen was een gepaste, komische overdrijving en in zekere zin een erkenning van uw eigen onbeschofte gedrag.
Echter, nu moet ik wel reageren op uw onbeschofte, ongefundeerde beweringen in VN nummer 4 dat ik een hystericus ben en dat ik mijn eigen vermeende onvrede projecteer op de wereld. Ik uitte zorgen over de wereld, geen onvrede. Velen delen die zorgen, denk bijvoorbeeld aan de occupy beweging. U nuanceert die zorgen in het eerste deel van uw antwoord, waarvoor mijn dank.
Maar aan het einde vervalt u toch weer in cynisme. Kennelijk vond u de toon van mijn brief hysterisch. Hebt u overwogen dat die toon een hyperbool zou kunnen zijn? Dat ik trachtte door overdrijving het onderwerp extra aandacht te geven? (Zoals het wat sneu is de clou van een grap te moeten verklappen, is het ook een beetje sneu om aan te moeten geven dat de hyperbool gehanteerd is, maar soms kan men niet anders.)
Bent u het met me eens dat een goede dokter hyperbolen bij zijn patiënten zou moeten herkennen en, om misverstanden te voorkomen, er zelf geen gebruik van zou moeten maken?
Bent u bereid om excuses aan te bieden voor het feit dat u mij een hystericus noemt en om uw suggestie dat ik ontevreden zou zijn over mijn eigen leven bij nadere overweging af te doen als een volkomen uit de lucht gegrepen provocatie die niet past bij een goede mensendokter?
Boven aan uw rubriek staat ‘Grunberg helpt’. Grunberg helpt niet. Grunberg provoceert.
-Goossen Karssenberg, Den Burg
Reactie van Arnon Grunberg:
Ik ben niet bereid excuses aan te bieden. Uw hyperbolen zijn hysterisch van aard en u mist kennelijk het inzicht dat een provocatie ook hulp kan zijn of dat hulp ervaren kan worden als provocatie.
Uw gehele existentie is op grond van uw brieven in vier woorden samen te vatten: U bent een klier.
Ik zet u op de zwarte lijst. U zult ergens anders uw narcistische behoeftes moeten bevredigen. Schrijf bijvoorbeeld een ondergangssatire.
Meer nog dan Grunbergs reactie maakte de wijze waarop mijn tekst was ingekort me nogal boos. Daarom reageerde ik nogmaals.
Beste mensendokter,
U heeft me nu, samenvattend, behalve ‘onbeschoft’ en een ‘hystericus’ ook nog eens betiteld als een ‘klier’ en iemand met ‘narcistische behoeftes’ (VN nr.6). Daar was ik in eerste instantie wel een beetje van ontdaan. Maar later besefte ik dat u dit allemaal enkel schreef om me te helpen. U schrijft immers dat u provoceert om te helpen. Welnu, het heeft me enorm geholpen, je kunt wel stellen dat ik van u ben genezen!
Wel spijtig dat u mijn vorige brief niet alleen zozeer heeft ingekort dat er weinig van de essentie overblijft, maar de inhoud ook nog eens subtiel heeft gewijzigd. Het zou daarom wel zo netjes zijn als u deze brief wel integraal zou plaatsen. Maar oh nee!, dat kan natuurlijk niet want ik sta op de zwarte lijst! Overigens ben ik daar best trots op, om op uw zwarte lijst te staan. Staan er veel beroemdheden op deze lijst? Is die al erg lang? Ik adviseer u om een boek te publiceren waarin u deze lijst opneemt. En daarnaast een lijst met namen van mensen die door of van u zijn genezen. Een passende titel van dit boek zou dan zijn: Mijn lievelingslijsten.
-Goossen Karssenberg
Antwoord van de heer Grunberg:
Gelukkig, want de redactie van dit weekblad had mij verzocht niet meer door te gaan met de behandeling. U bent genezen en vanaf nu gaat u in uw dagboek schrijven in plaats van de Mensendokter om hulp te vragen
Beste meneer Grunberg,
Bedankt voor uw korte reactie op het eerste deel van mijn vorige brief (VN08). Al dat hysterische cynische gedoe over en weer ben ik een beetje beu, graag zou ik zonder dat soort toch een beetje kinderachtige (of juist niet kinderachtig eigenlijk, kinderen zijn meestal heel open, recht door zee, gebruiken geen flauwe semantische truukjes) bejegeningen nog wat aan u kwijt.
Uw antwoorden in de rol van mensendokter op inzendingen van ‘cliënten’ zijn telkens meesterlijk. U blinkt uit in het herkennen van de kern van menselijke problemen, u geeft vaak een prachtige draai aan uw verhaal wat een probleem in een geheel nieuw daglicht stelt. Het getuigt van een grote kennis van de menselijke conditie. U hebt een subliem doordacht mensbeeld. (Dit is geen hyperbool, ik meen het serieus.) Daarnaast bent u een waar taalkunstenaar. En tenslotte is uw productie zo hoog dat u kennelijk een ongekende discipline heeft, een groot doorzettingsvermogen (een grote ‘drive’, ik weet even geen beter passend Nederlands woord) en een kennelijk gemak om gedachtes om te zetten in een samenhangend verhaal, rijk aan taal (excuses voor mijn eigen kromme taalgebruik, u zou dit alles veel mooier en krachtiger kunnen verwoorden dan ik). Tot zover mijn oprechte uitingen van lof. (U weet dit alles ook zelf wel, ik vraag me af waarom ik het u zo nodig nog wilde mededelen, maar goed.)
U bent ook vaak meedogenloos. En u verzamelt vrijelijk in uw omgeving gebeurtenissen, menselijke problemen, pikt alles van uw gading eruit, om op te reageren, als het maar past bij uw wens om uw sublieme ideeën wereldkundig te maken. (ook dit is geen hyperbool, u hebt waarlijk sublieme ideeën!) Daar wringt iets als het gaat om de rubriek ‘De Mensendokter’, zeker wanneer de inzendingen open en bloot zijn ondertekend. Want is het geoorloofd om uit dergelijke inzendingen fragmenten van uw voorkeur te selecteren om vervolgens uw zienswijze erop te spuien? Hierbij soms elke wens van de inzender over de wijze van publicatie negerend? En tevens zonder enige reserve aangaande de integriteit van de persoon die het betreft? Ik kan me voorstellen dat de redactie een eind wilde maken aan de vertoning tegenover mij (als dat tenminste waar is, want wat is waar van wat u zegt? U plaatst me op een zwarte lijst en twee weken later plaatst u een fragment uit mijn volgende brief!). In ieder geval hoeft de redactie zich geen zorgen te maken, ik heb geen last van het verwrongen beeld dat u van mij geeft in VN door stukjes uit mijn inzendingen te vissen en die vervolgens af te branden.
U zult begrijpen dat ik u niet vraag deze hele brief te laten publiceren (als de redactie dat überhaupt in overweging zou nemen). Mocht u voort willen gaan in dezelfde stijl als voorheen dan ben ik masochistisch genoeg om u toestemming te geven in plaats daarvan het volgende te plaatsen en daar uw spitsvondigheden vrij op af te vuren:
Beste Mensendokter,
Dank voor het feit dat u mij genezen verklaart (VN 08). Toch heb ik nog een laatste hulpvraag, en wel de volgende.
Veronderstel dat u een brief inzendt naar een brievenrubriek van een landelijk tijdschrift waarin persoon X een selectie uit de inzendingen beantwoordt. U schrijft het volgende:
‘Beste X, u bent een egoïstisch eigengereid kereltje. Maar uw taalvaardigheid is subliem. …’
Uw inzending wordt geplaatst, echter de genoemde tekst wordt ingekort tot het volgende:
‘Beste X, u bent subliem. …’ en keurig ondertekend met Arnon Grunberg. Hoe zou u vervolgens handelen? Hoewel ik me totaal gezond voel, voel ik me toch niet helemaal lekker bij het feit dat mij iets dergelijks is overkomen, dus graag uw advies!
Goossen Karssenberg, Den Burg
U mag de tekst best wat aanpassen hoor, als de strekking maar ongeveer hetzelfde blijft. Dat durf ik wel aan u toe te vertrouwen! (hoe treurig!, verval ik toch weer in cynisme. Dit is nu ook echt voor het laatst, ik heb genoeg stijloefening gehad om het niveau van mijn miezerige dagboekaantekeningen een tikje op te vijzelen.)
Met uw welnemen een laatst advies, nu eens van mij aan u en zonder cynisme. U kunt grootse boeken schrijven, veel beter nog dan Tirza of Figuranten. Zet al die onzin opzij, behalve misschien uw bijdragen aan de Volkskrant en richt u daarop. Als het u gegeven is dat u uw scherpte de komende tientallen jaren behoudt (en als u de juiste genen van uw moeder bezit is zij dunkt me het bewijs dat dat zomaar het geval zou kunnen zijn) kan dat u ver brengen. Campert is een geweldig dichter. U kunt daarnaast romans componeren. Campert schrijft mooie stukjes. U kunt daarnaast romans componeren. Het is een gok, maar niet eens een al te grote gok.
Vriendelijke groet,
Goossen Karssenberg, Den Burg
Niets uit het bovenstaande is door Grunberg gebruikt voor zijn rubriek, ook niet de voorgestelde korte brief in de brief.
Beste Mensendokter,
Ik dacht dat ik van u was genezen (zie VN 08). Maar in het besef dat het doen van dergelijke uitspraken (vergelijk met de uitroep: ‘Ik ben niet bang!’) vaak het tegendeel suggereert, begin ik te twijfelen.
Ik denk nu zelfs dat het niet door u in uw rubriek opnemen van zelfs maar een klein fragment uit mijn vorige brief, dat dit niet-beantwoorden ook een antwoord is, dat u met andere woorden mij tracht te helpen door juist niet te reageren. Het gaat zelfs zo ver dat ik in uw rubriek uit VN 10 uit de antwoorden op inzendingen van anderen geheime berichten ga zoeken die mijn vragen beantwoorden, dat bijvoorbeeld het feit dat alle inzendingen van VN 10 niet zijn ondertekend een verborgen antwoord vormt op mijn bezwaar uit mijn vorige brief dat u maar lukraak fragmenten uit mijn ingezonden brieven plukt en op mijn naam publiek maakt met als enig doel om met uw antwoorden uw posthumanistische inzichten te verkondigen.
Vindt u dat een passende omschrijving van uw mensbeeld? Posthumanistisch, klinkt goed ook al betekent het niets. Maar het woord is vast al gekaapt door mensen met een nog vreselijker mensbeeld (als dat mogelijk is). Hebt u al een betere benaming gevonden?
Verzint u ook wel eens een inzending?, bv ‘Van welke ijssmaak houdt u het meest?’? Dat mag u best toegeven hoor, dat vinden de Vrij Nederland-lezers vast niet erg.
Wat denkt u, ben ik nu toch nog een beetje ziek van u? Is het te genezen?
Ik heb me losgerukt van het werk van Fernando Pessoa en uw boek Tirza gelezen. Nu vraag ik me af hoe u uw eigen geestelijke gezondheid hebt weten te bewaren toen u zich in de zieke geest van de vader van Tirza verplaatste. Of is dat u niet gelukt?
Als u nu echt genoeg van mijn brieven heeft, laat het me even weten. Dan houd ik ermee op. Misschien is dat ook het beste voor mijn genezingsproces, zoals u me al in VN 08 schreef (maar het is nooit zo duidelijk hoe serieus ik die antwoorden van u moet nemen; uw suggestie een ondergangssatire te schrijven kan ik tenslotte ook moeilijk serieus nemen). Misschien wilt u me als teken enkel het woord ‘poep’ mailen? Als u daar principieel niet aan wilt beginnen, mag u ook in VN 12 in één van uw antwoorden het woord ‘poep’ gebruiken. Daarmee neem ik ook genoegen. Ik beloof u hierbij plechtig De Mensendokter dan nooit meer te schrijven. Wilt u mij in verwarring brengen, gebruik dan bijvoorbeeld tweemaal het woord ‘poep’. Of het woord ‘schijt’, of ‘faecalie’. Goed oppassen bij wat u schrijft hoor!, want ik ga de hele tekst uitpluizen.
Plukt u gerust elk fragment (of geen fragment) uit deze brief om te gebruiken in uw VN-rubriek. Inmiddels laat het me tamelijk onverschillig. Wel graag ondertekenen met
Goossen Karssenberg, Den Burg.
Goossen Karssenberg, Den Burg
Ook uit deze brief is niets geplaatst. Ik heb geen mail ontvangen met het woord 'poep'. In VN nummer 12 stond ook nergens het woord 'poep' noch enig ander woord dat samenhangt met menselijke uitwerpselen. Wel verscheen enkele weken later een brief met het onderwerp 'scheten laten'. Maar dat heeft me niet in verwarring gebracht.
Mijn eerste inzendingen pasten goed in Grunbergs straatje. mijn latere inzendingen wat minder. Ze prikkelden hem, misschien doordat ik hem af en toe bestreed met zijn eigen semantische trucs. De wijze waarop mijn inzendingen werden ingekort was in de latere brieven ongepast. Daarom was het ook ongepast dat ik geen reactie meer kreeg op mijn laatste twee brieven.
Uiteindelijk kon Grunberg mijn bijdragen niet meer gebruiken. Ik veranderde in spam.